Vroege ochtend, 6 Juni 1944, Utah Beach, Normandy, Frankrijk.
Een Amerikaanse soldaat stapt vanuit het klimnet
in een LCT-landingsvaartuig.
Na maanden van training in Amerika en Zuid-Engeland is het nu zo ver.
Engeland, het lijkt wel een eeuwigheid geleden dat hij en de jongens van zijn
peloton vrij rondliepen in al die kleine dorpjes, met die kleine huisjes. Voor
iemand die thuis pas twee keer in de grote stad geweest was had de overtocht
naar Engeland een wereldreis geleken.
Maar na bijna een jaar in Engeland was de lokale Engelse bevolking de Amerikaanse
soldaten bijna net zo zat als deze soldaten het Engelse weer. Behalve de lokale
pubhouder... maar dat was een ander verhaal. De laatste weken hadden de GI's
doorgebracht in afgeschermde kampen aan de kanaalkust. Veiligheid boven alles,
en hij en zijn maten zaten dus achter prikkeldraad te wachten op teken dat
ze in konden schepen voor de beslissende bestorming van vesting Europa.
Geruchten, uitstel, nieuwe geruchten, oponthoud, slecht weer... en plots was
het zo ver geweest.
Uren achtereen op de onstuimige zee. Een paar jongens hadden bij het verlaten
van de haven hun laatste maal al in zee gedeponeerd. Het was geen kwestie of
je zeeziek zou worden, maar wanneer.
In het ochtendlicht van D-Day ligt het zandstrand
verderop verscholen onder een mist van stof, rook en opspattend aarde. Achter
hen bulderen de scheepskanonnen, de granaten vliegen hoog over hen heen richting
de onzichtbare vijand. De marine en de luchtmacht beuken de kust murw.
In de LCT is het stil, doodstil. Zeventien kilometer tot het strand.
De mannen die vannacht en gisterenavond nog het hoogste woord voerden zijn
vergaan tot hoopjes khaki kledij, vochtig van het rondspattende water en van
het zweet.
De zwarte slabbetjes die ze om hebben zullen moeten voorkomen dat ze in diep
water verdrinken. De bijna op papier lijkende vaalbruine armband die hoog om
de bovenarm is geschoven is het waarschuwingssignaal dat er gas door de vijand
gebruikt zou kunnen worden.
De soldaat controleert het plastic om zijn Garand geweer en kijkt op als de
loeiende motor van de wiebelende klepboot overtoeren begint te draaien en met
het ritme van de golven mee richting land begint te varen. Overal om hen heen
zetten soortgelijke boten koers richting het in nevel gehulde strand. Hun luitenant
begint korte bevelen te roepen. Niemand hoort hem. Of niemand reageert op wat
hij schreeuwt. De golven slaan nu hard tegen de boegdeur. Men klampt zich vast
aan de zijkant van het landingsvaartuig of hurkt voor zover dat mogelijk is.
Zware dreunen in de verte, voor en achter de boten. Een loeiende motor, voorbijrazende
zee en een kakofonie aan geluiden. Verdovend, verwarrend en angstaanjagend.
Als de klep straks naar beneden valt dan moeten ze lopen, rennen... misschien
wel duiken, waden of erger...
Op weg naar landingszone Tare Green of Uncle Red. Uiteindelijk belanden alle
landingsvaartuigen geheel uit koers op het strandgedeelte dat Victor genoemd
werd.
Vroege ochtend, 6 Juni 2001, Omaha Beach, Normandy, Frankrijk.
Als ik Warren Russel Lloyd Jr voor het eerst zie
is een journalist bezig om hem een interview af te nemen. De oude Amerikaan
is onberispelijk gekleed in een zwarte pantalon, een grijs kort jack en een
'overseas'-type cap. De emblemen en tekst op zijn jack en hoofddeksel verraden
direct dat het hier om een man gaat die actief aan de Tweede Wereldoorlog
heeft deelgenomen.
Er zijn veel veteranen aanwezig. Met hun families kunnen ze deze ochtend al
vroeg op het Amerikaanse Oorlogskerkhof terecht; het is speciaal voor deze
dag eerder open dan normaal. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het nog geen
negen uur is. In 1944 waren ze hier op deze plek al ruim anderhalf uur aan
het vechten. Bloody Omaha. Hier verloren meer jongens het leven dan op alle
4 de overige invasiestranden bij elkaar.
Vandaag is er bij elke wit marmeren kruis en bij
elk van de bijna vijfhonderd witte Davidssterren een Amerikaans en Frans
miniatuurvlaggetje geplaatst. Nabij de ingang is de laan die naar het hoofdmonument
loopt versierd met alle afzonderlijke vlaggen van de Verenigde Staten.
Florida, Californië, Oklahoma, Wisconsin, Rhode Island, de Lone star
van Texas... zelfs één waarin de oude Zuidelijke vlag te
zien is.
Warren staart in het niets. Zijn samengeknepen grijze ogen bewegen niet als
hij aan de journalist vertelt dat hij niet wist waar zijn prioriteiten lagen
toen ze het strand op kwamen.
'Noise, confusion, incoming fire, artillery...'. Hij kijkt mij even kort
aan en vraagt of ik bij de journalist hoor. Ik schud mijn hoofd en leg uit
dat ik uit Nederland kom. 'Amsterdam', grijnst hij en zijn ogen schitteren
even. Vervolgens krijg ik permissie om te filmen.
'What was the fire coming in?', vraagt de gebrilde journalist.
'German Artillery', zegt Warren en schud zijn hoofd alsof hij aan wil geven
hoe erg het was.
Als het even stil is, de journalist schrijft op zijn minieme blocnote, vraag
ik aan de veteraan tot welk onderdeel hij behoorde.
'90th Infantry Division', zegt Warren trots en wijst op het logo.
'Tough 'Ombres!' (Taaie Kerels), gaat hij verder en strijkt met zijn vingers
over het logo; een rechtop staande hoofdletter 'T' met aan de voet een liggende
hoofdletter 'O'.
Of hij bang was is de volgende vraag van de journalist. Warren haalt zijn
schouders op en grijnst. 'I did not want to die!', zegt hij kortaf en glimlacht.
'Did you lose any of your friends?', is de ongegeneerde vraag van de journalist.
Warren knikt.
Eén van de jongere mannen die bij hem is neemt de veteraan bij de
arm.
'I found Dooley', klinkt het in knauwerig Amerikaans.
'Dooley?', Warren kijkt op en is even uit het veld geslagen.
De jongere man begeleid hem naar het witte kruis.
De grijze Amerikaan gaat stokstijf staan en brengt zijn rechterhand langzaam
en volgens het boekje naar zijn hoofd.
Het is doodstil.
Dooley blijkt al snel gestorven te zijn.
'He was a nice guy', zegt Warren terwijl hij langs ons heen naar de zee staart.
'He loved playing ball, fastball... he just loved that game. We played it
a lot at camp'.
Volgens één van de begeleiders heeft Warren na de oorlog geen
honkbalwedstrijd gemist.
Maar niemand speelde het zoals Dooley.
Toen wij aankwamen die vroege ochtend - we liepen
om halfzeven op het zand van Omaha Beach - plaatsten we ons bloemstuk bij
het grote standbeeld. Als eerbetoon aan allen. De bijna 10.000 graven en
de muur waar meer dan 1.550 namen in gegraveerd staan. Zij die verdwenen.
Behalve de graven van de Medal of Honor-dragers kende ik geen enkele naam in
het marmer.
Nu wel. Dooley, de fastball-speler die de twintig jaar net haalde.
Ik weet iets meer over één van de kruizen op het kerkhof in Colleville
sur Mer.
Eén van de bijna 10.000 kruizen. Jonge jongens, meestal met de lage
rangen. Eén Captain komen we tegen, en de zoon van een Amerikaanse president.
Allemaal bij elkaar in het groene gras.
In kaarsrechte, lange rijen. Jongens van het 116de , van het 2de bataljon Rangers,
jachtvliegers, bemanningen van bommenwerpers. De broers Niland waar Saving
Private Ryan volgens de insiders op gebaseerd is. Een vader en een zoon naast
elkaar. Een paar vrouwen van het Women Army Corps. Para's van het 506de Parachute
Infantry Regiment, waar Stephen Ambrose het boek 'Band of Brothers' over schreef.
Later die dag zou de premiere van de verfilming van dit boek plaatsvinden op
Utah Beach, in de aanwezigheid van veteranen van datzelfde 506de PIR.
Warren staat weer kaarsrecht. Naast hem nog zo'n
vijftien Amerikanen die de lange reis hebben gemaakt naar deze 57ste herdenking
van D-Day. De volksliederen klinken. Belangrijke mensen leggen kransen en
stappen dan weer snel in hun limousines om naar de volgende herdenking te
rijden. Warren neemt de tijd. Hij praat met iedereen die hem een vraag stelt.
De jongste jongens waren destijds 18 of 19 jaar. Tel er 57 jaar bij op en je
komt er achter dat de veteranen minstens driekwart eeuw oud zijn.
De geschiedenis is hier vandaag aanwezig.
Je ziet het, je voelt het.