In de herfst van 1988 was Stephen E. Ambrose klaar met zijn werk over Generaal Dwight D. Eisenhower. Samen met zijn medewerkers van de universiteit van New Orleans was hij begonnen met het interviewen van D-Day veteranen, interviews die in de archieven zouden worden opgeslagen om later voor artikelen en boeken gebruikt te kunnen worden.
Na zijn boeken over Eisenhower begon Ambrose zich steeds meer af te vragen hoe het was aan de andere kant van de 'chain of command'. Hij was doordrongen van het feit dat op Omaha Beach en Utah Beach, temidden van chaos en verwarring, het vaak de soldaten zelf waren die het lot in eigen hand namen. Niet de generaals, maar de gewone GI, de Sergeants en andere NCO's (Non Commissioned Officers).
Het volgende boek van Ambrose moest gaan over mannen waar de lezer zich mee kon identificeren; niemand kon zichzelf immers inbeelden een Eisenhower, Churchill of Roosevelt te zijn. Maar een lezer kon zich wel inleven in een doodnormale infanterie soldaat die orders krijgt en risico's moet nemen.

Hij wilde schrijven over Company E van het 506de Parachute Infantry Regiment, onderdeel van de 101ste Airborne Division. Veel veteranen van die company hadden de oorlog samen meegemaakt; van de training tot D-Day en van Market Garden en het Ardennen Offensief tot de verovering van het Adelaarsnest van Hitler.
Zo vertelde Ambrose aan de commandant van Easy Company, Dick Winters, dat hij een boek over hun onderdeel wilde schrijven als Winters hem kon helpen met het in contact komen met de veteranen.
Daar stemde Winters mee in.

Waarom de interesse in dit specifieke onderdeel?

Wellicht dat onderstaand verhaal daar enig licht op kan werpen.
Ron Drez werd in 1988 door Ambrose gevraagd om voor hem te komen werken als assistant director van het Eisenhower Center, op de Universiteit van New Orleans. Dit instituut was door Ambrose gesticht om het bestuderen van Amerika's 34ste president te bevorderen. Drez vernam dat Ambrose bezig was met iets dat hij simpelweg het 'Normandië-Project' noemde. Eenvoudig weergegeven wilde Ambrose zo veel mogelijk verhalen verzamelen van mannen die op D-Day 1944 in de strijd betrokken waren geweest.
De eerste meeting tussen Drez en Ambrose bestond uit drie woorden; 'Get The Stories!'

Op 5 Mei 1988 riep Ambrose Drez in zijn kantoor en liet hem een krantenknipsel zien waarin stond dat er een reünie was van een bepaald onderdeel van de 101ste Airborne Divisie, in het Monteleone Hotel in New Orleans. Nu was het niet echt raadzaam om onaangekondigd bij een dergelijk evenement naar binnen te lopen; veteranen bleken niet echt gek op academici en professors die allerlei vragen stelden die buiten hun 'legertaal' om gingen. Maar Ambrose was niet zo maar een vragensteller; hij was vijf jaar lang met Eisenhower opgetrokken en verstond de kunst van het vragen stellen. Drez had een andere troef; gevechtservaring als marinier en dus beheersing van de 'legertaal'.

De receptionist van het hotel verwees naar een etage waar ze 'op het geluid af konden gaan'. Het was Drez die uiteindelijk de deur opende en samen met Ambrose stapten ze de geschiedenis in; een kamer die volgepakt was met 'Screaming Eagles'. Het was zo luidruchtig dat Drez meteen begreep hoe de mannen aan hun naam waren gekomen. Niemand scheen op hen te letten totdat Drez zijn stoutste schoenen aantrok, op een lage koffietafel klom en begon te praten.
'Jongens, zou ik heel even jullie aandacht mogen?'.
Het werd stil in de kamer en de veteranen keken naar de twee vreemdelingen in hun midden.
Drez verklaarde dat het hem speet hun feest te hebben onderbroken en stelde zich voor als medewerker van het Eisenhower Center en voormalig marinier. Uiteraard werd er 'boe' geroepen en gesist… een marinier! Hier waren alleen Para's aanwezig! Maar Drez vervolgde door Stephen Ambrose te introduceren als historicus en schrijver van de biografie over Eisenhower.
Alleen het noemen al van de naam van Eisenhower leek het ijs te breken. Ambrose nam het gesprek over en legde uit wat het doel van hun bezoek was. Even later zaten Drez en Ambrose met 12 'troopers' in een veel te klein kamertje; op het bed, de grond, kastjes en zelfs in de deuropening naar de badkamer. Ze kenden geen van de veteranen dus maakte Ambrose snel wat aantekeningen zodat hij later wist wie er gesproken hadden. Iedere man introduceerde zichzelf. Als eerste sprak Bob Strayer, voormalig commandant van het 2e bataljon van het 506de Parachute Infantry Regiment. Daarna volgden Robert Brewer, Denver Randleman, Forrest Guth en de grootste man in de kamer, Joseph Toye. George Luz was radioman geweest. Carwood Lipton sergeant en later luitenant; hij zag er nog steeds scherp uit op zijn grijze haar en wat rimpels na.
Burton Christenson was er ook met machinegeweer-schutter Walter Gordon, 'pathfinder' Richard Wright, Johnny Martin en de éénbenige Bill Guarnere, sergeant.
De eerste vraag die Ambrose stelde was een schot in de roos.
'Heeft één van jullie Ike (Eisenhower) gezien op 5 juni voordat jullie in de vliegtuigen stapten?'.
'Waarom?', kwam het antwoord direct, 'Heeft hij je verteld dat hij mij heeft gezien?'.
Tijdens het bulderende gelach besefte Drez dat de laatste muren waren weggevallen.
Ambrose en hij spraken twee uur lang met de veteranen en kwamen veel te weten. Bijvoorbeeld dat hun 'leg bags' na de sprong uit het vliegtuig direct afbraken en dat sommigen van hen alleen gewapend met een mes ten strijde moesten trekken. Gedurende het interview merkte Drez dat Ambrose ogen aan schitteren waren; het verhaal van Easy Company had hem in z'n greep!

De interviews gingen verder nadat Dick Winters er mee had ingestemd.
Ambrose was bij een reünie in Orlando aanwezig (1990), en interviewde groepen veteranen van Easy Company in zijn kantoor in St Louis. Ook verbleef hij een week lang op de boerderij van Dick Winters in Pennsylvania, en bracht hij een weekend door in Carwood Lipton's huis in North Carolina, waar Bill Guarnere zich bij hen voegde.
Ambrose vloog naar Oregon en verbleef bij Don Malarkey en andere Easy-veteranen uit die regio. In 1990 trok hij bovendien met zijn vrouw Moira langs de locaties waar Easy had gevochten in Normandië en België. In juli 1991 ging hij terug met Winters, Lipton en Malarkey. Nabij Bastogne was Winters aan het beschrijven hoe ze een machinegeweer hadden opgesteld aan de rand van een bos (nabij Bois Jacques). 'Daar was het', zei hij. Moira bukte en begon wat bladeren opzij te vegen.
Even later raapte ze een .50 caliber huls op.
Ze bezochten het Duitse kerkhof (La Cambe) in Normandië waar Lipton en Malarkey vertelden hoe het was om als 20-jarigen op Duitse soldaten te schieten van dezelfde leeftijd. In St Mere Eglise lieten Lipton en Winters aan Ambrose zien waar ze elkaar hadden ontmoet na de dropping van de nacht van 5 op 6 juni 1944.

Ambrose luisterde, noteerde en vergeleek alle verhalen met elkaar.
Het werd een minutieus verslag van de geschiedenis van Easy Company in de Tweede Wereldoorlog.

Zoals hij zelf schrijft;

'De mannen van Easy Company, 506th Parachute Infantry Regiment, 101ste Luchtlandings Divisie, kwamen van verschillende achtergronden, en uit verschillende delen van de USA.
Ze waren boeren, mijnwerkers, mountain men en jongens uit het diepe zuiden. Sommigen waren wanhopig arm, anderen uit de middle class. De één kwam van Harvard, de ander van Yale, een paar van UCLA.
Er zat er maar één reeds in het leger en slechts een paar zaten bij de Nationale Garde.
Het waren Burger Soldaten.
Ze waren ruig en er klaar voor, aangeslagen door de Depressie van die jaren, wantrouwig en achterdochtig. Ze hadden te veel Franse wijn gedronken, hadden te veel Duitse horloges en camera's geroofd en vochten vaak met soldaten van andere onderdelen. Maar in training en in het gevecht vonden ze zelfbewustzijn en de hechtste broederschap die ze ooit zouden vinden. Ze kwamen erachter dat in oorlog degene die het meest aan het leven hing bereid was zijn leven voor een kameraad te geven.
Dit is het verhaal van de mannen die vochten, van de kwelgeest die ze haatten maar die hen goed trainde, en van de commandant van wie ze hielden die hen leidde. E-Company was een company van mannen die honger hadden, bevriezingsverschijnselen opliepen en voor elkaar stierven. Een company die 150% casualties te verwerken kreeg. Een company waar een Purple Heart geen medaille was, maar een bewijs van inschrijving'.

Ambrose raadpleegde ook andere informatiebronnen voor zijn boek;

Band of Brothers, het boek waar het allemaal mee begon.

De 3 uitgaven van het boek van Band of Brothers
This website is dedicated to all Allied Paratroopers of World War Two. They became a 'Band of Brothers' who enlisted for a new type of warfare. They jumped into occupied Holland on September 17th 1944 like Angels from the Sky. We will honor their heritage.